Als je te maken hebt met OCS, lijkt het alsof je gedachten en handelingen een eigen leven leiden. Het heeft alles te maken met de manier waarop de hersenen functioneren. Wanneer die werking verstoord is, kan het voelen alsof je vastzit in een eindeloze herhaling, waarbij gedachten en handelingen zich vastzetten in een patroon dat je maar niet kunt doorbreken.
De werking van de hersenen bij OCS
Inzicht krijgen in de hersenwerking bij OCS biedt waardevolle inzichten in de oorzaak en het onderhoud van de stoornis. Het is niet alleen een kwestie van obsessies en compulsies. Het is een verstoring in de hersenstructuren die een constante stroom van obsessieve gedachten en dwangmatige gedragingen veroorzaken.
OCS ontstaat vaak door een combinatie van genetische, biologische, psychologische en omgevingsfactoren. Ongeacht de onderliggende oorzaak, is er altijd sprake van een verstoorde werking van de hersenen. Deze onregelmatigheden in de communicatie tussen de prefrontale cortex, basale ganglia en thalamus, dragen bij aan de ontwikkeling van deze stoornis. Daarnaast speelt de werking van neurotransmitters, zoals serotonine, een belangrijke rol.
Neurotransmitters
In je hersenen zitten miljarden zenuwcellen, ook wel neuronen genoemd. Deze neuronen communiceren met elkaar door elektrische signalen te sturen. Om die communicatie te laten plaatsvinden, gebruiken ze neurotransmitters om zo de signalen van de ene zenuwcel naar de andere overbrengen.
Nu zijn er twee soorten neurotransmitters die invloed hebben op de activiteit van neuronen. stimulerende (excitatoire) en remmende (inhibitoire) neurotransmitters:
- Excitatoire neurotransmitters stimuleren neuronen en zorgen ervoor dat ze een signaal doorgeven. Ze activeren de zenuwcellen, waardoor ze reageren. Dit is alsof je iemand aanspoort om een taak te doen. Een goed voorbeeld van een excitatoire neurotransmitter is glutamaat. Het helpt je neuronen om signalen sneller en efficiënter door te geven.
- Inhibitoire neurotransmitters doen juist het tegenovergestelde. Ze remmen de activiteit van neuronen en zorgen ervoor dat de signalen niet doorgegeven worden, alsof je iemand tegenhoudt om iets te doen. Een voorbeeld hiervan is GABA, een neurotransmitter die helpt om je zenuwactiviteit in balans te houden en overactiviteit te voorkomen.
De belangrijkste neurotransmitter die betrokken is bij OCS is serotonine. Serotonine helpt bij het reguleren van stemming, angst en impulscontrole. Bij mensen met OCS is er vaak een verlaagde activiteit van serotonine in de hersenen, wat kan bijdragen aan de overmatige aandacht voor bepaalde gedachten en de drang om dwanghandelingen uit te voeren om die gedachten te neutraliseren of te verlichten.
Naast serotonine spelen dopamine en glutamaat ook een rol. Dopamine is betrokken bij beloning en motivatie. Een disbalans in dopaminesystemen kan leiden tot een overmatige focus op bepaalde obsessieve gedachten. Glutamaat is betrokken bij het geheugen en leren. Wanneer dit verstoord is, kan het de hersenen vatbaar maken voor herhalende dwanghandelingen.
Een verstoorde GABA-werking kan leiden tot overmatige activiteit in hersengebieden, zoals de basale ganglia en prefrontale cortex. GABA is ook belangrijk voor het reguleren van angst. Deze verstoorde regulatie maakt het moeilijker om gedachten en gedragingen te beheersen, wat de symptomen van OCS verergert.
Hersengebieden betrokken bij OCS
Hersengebieden zijn specifieke delen van de hersenen die verantwoordelijk zijn voor verschillende functies, zoals beweging, emoties, geheugen en cognitieve processen. Als het gaat om de hersenwerking bij OCS zijn er verschillende hersengebieden verantwoordelijk voor de obsessieve gedachten en dwanghandelingen.
Prefrontale Cortex
De prefrontale cortex is verantwoordelijk voor het nemen van beslissingen, het plannen van acties en het reguleren van emoties. Bij OCS is er vaak een verhoogde activiteit in dit gebied, vooral wanneer je geconfronteerd wordt met obsessieve gedachten. Dit betekent dat de hersenen de neiging hebben om dwangmatige gedachten te herhalen en deze als “bedreigend” of “gevaarlijk” te bestempelen, ook al is er geen rationele reden om dit te denken.
De prefrontale cortex wordt dus overactief bij het beoordelen van risico’s of het plannen van acties om ‘controle’ te krijgen over de gedachten. Dit verklaart waarom je voortdurend blijft denken dat je iets moet doen om “veilig” te zijn, zoals herhaaldelijk handen wassen of controleren of de deur op slot zit.
Basale ganglia
De basale ganglia, een groep structuren in de hersenen die betrokken zijn bij het ontwikkelen van gewoonten en motorische handelingen, is ook verstoord bij OCS. Bij gezonde mensen helpt dit gebied om gewoontegedrag te reguleren, maar bij mensen met OCS werkt het niet zoals het zou moeten.
Er lijkt een verstoring te zijn in de communicatie tussen de basale ganglia en de prefrontale cortex. Dit leidt tot het ontstaan van dwanghandelingen. Wanneer de hersenen een obsessieve gedachte ervaren, activeert de prefrontale cortex het “overtuigen” van de hersenen om iets te doen om de angst te verminderen. De basale ganglia krijgt deze opdracht, wat resulteert in herhaalde handelingen, zoals het voortdurend controleren van apparaten, opruimen of het checken of de lichten uit zijn.
Thalamus
De thalamus speelt een cruciale rol in het verwerken en doorgeven van sensorische informatie naar andere delen van de hersenen. Dit centrum is ook betrokken bij OCS, vooral als het gaat om het doorgeven van obsessieve gedachten die blijven hangen in de hersenen. Bij mensen met OCS lijkt de thalamus te veel informatie door te geven over bepaalde zorgen, wat ervoor zorgt dat obsessieve gedachten herhaaldelijk opkomen.
De overmatige doorstroom van signalen in de thalamus kan verklaren waarom het zo moeilijk is om obsessieve gedachten te stoppen, zelfs wanneer je je ervan bewust bent dat ze irrationeel zijn.
Hoe pakken wij dit aan?
rTMS richt zich op de kern van het probleem door specifieke hersengebieden te activeren of te remmen, wat de klachten bij OCS kan verlichten. Daarnaast helpt cognitieve gedragstherapie door obsessieve gedachten uit te dagen en irrationele denkpatronen te veranderen. Een belangrijk onderdeel is exposure en responspreventie, waarbij je geleidelijk wordt blootgesteld aan situaties die angst oproepen, zonder dwanghandelingen uit te voeren. Hierbij leer je dat de angst afneemt zonder de handeling uit te voeren, waardoor je meer controle krijgt over jouw symptomen. Wil je weten of rTMS en cognitieve gedragstherapie jou kunnen helpen? Neem gerust contact met ons op voor meer informatie of een verkennend gesprek.